De noodzaak van ruïnes
In ‘de noodzaak van ruïnes’ wordt de transformatie voorgesteld van het vergeten industriële landschap van Le Centre tot een wonderlijk schaduwlandschap. Waarin parallel aan de dagelijkse grauwe context surrealistische landschappen, bijzondere geologische processen en arcadische ruïnes de identiteit bepalen. Een landschap waarin ontdekken, (ver)dwalen en verwonderen de emoties bepaald.
Le Centre is een oude mijnregio in het zuiden van België. Vandaag vooral bekend omwille van de negatieve en ironische connotaties. Negatief in de zin van werkloosheid, armoede, criminaliteit. Ironisch omwille van het hopeloos mislukte project: de grootste scheepslift ter wereld van Strépy-Thieu. De streek heeft een troosteloze uitstraling met de grauwe dominantie van eindeloze betonwegen en bebouwingslinten die het resterende landschap versnipperen. Althans zo wordt het landschap op het eerste zicht beleefd.
De ontdekking en expeditie
Verborgen achter de grijze waas ligt echter een prachtig vergeten landschap. Een landschap van relicten van het oude industriële tijdperk waar de regio na de terugval van de steenkoolindustrie zijn rug naar heeft gekeerd. De relicten: kanalen, spoorlijnen, fabrieksterreinen met gebouwen, mijnen en terrils vormden ooit een samenhangend netwerk waardoor het landschap als één grote machine, aangedreven door de ondergrondse steenkool, werkte. Vandaag is de artificiële machine stilgevallen en de relicten verlaten en functieloos. Door de verlatenheid krijgen natuurlijke processen weer de ruimte en vervormen geleidelijk aan het artificiële landschap. Een bijzonder samenspel tussen natuurlijke artefacten en artificiële natuur ontstaat en de aanwezigheid van verschillende tijdslagen wordt hierdoor voelbaar.
Vanuit een ware expeditie zijn de verborgen relicten op het terrein opgespoord, gekarteerd en is het proces van verval geanalyseerd.
Concept – interventies
De transformatiestrategie start vanuit de kleinste en reeds bestaande maar vergeten korrel van het landschap: de verlaten relicten. Anders dan eerdere transformatiestrategieëen van post-industriële gebieden bv. het Ruhrgebied, wordt niet ingezet op het programmeren van het landschap of het zoeken naar nieuwe economiën van ‘boven af’, maar is de motor de intrinsieke kracht van de relicten. Minimale haast onzichtbare interventies vormen samen met een consistente behandeling van de industriële relicten een nieuw netwerk dat zich verheft boven de grijze waas. Een netwerk dat een bijzondere ecologische, toeristische en maatschappelijke betekenis krijgt op een bovenregionale schaal. De ruïnes staan hierin centraal. Door subtiele landschappelijke en architectonische ingrepen gaan ze een spel aan met tijdsdimensies. De mens wordt bewust gemaakt van zijn slechts tijdelijk aanwezigheid maar ook van de schoonheid en romantiek van verval.